...

Aanvullend ecologisch onderzoek »

Nader onderzoek

Aanvullend ecologisch onderzoek, ook wel nader onderzoek genoemd, is noodzakelijk indien de quickscan eventuele negatieve effecten van uw planvoornemen op aanwezige natuurwaarden niet uit kan sluiten. Met het aanvullende onderzoek kunnen we definitief aantonen of uitsluiten dat er beschermde soorten aanwezig zijn binnen of direct aangrenzend aan het plangebied.

Optimale onderzoeksperiode

Dit onderzoek is seizoensgebonden, en vind voornamelijk plaats tussen april en september, afhankelijk van de soort(groep)en waarmee u te maken heeft. Wij volgen dan ook altijd de inventarisatieprotocollen en het vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus, de beschikbare kennisdocumenten van de BIJ12, de Handreiking Kleine Marters, de inventarisatietechnieken aangeraden door de Stichting Kleine Marters en de BMP-methode en telrichtlijnen van SOVON. Zo bent u altijd gegarandeerd dat de onderzoeken uitgevoerd worden volgens de nieuwste richtlijnen, en geaccepteerd zal worden door het bevoegd gezag.

Bekijk hier de optimale onderzoeksperiode voor nader onderzoek.

Veel voorkomende soorten

Er zijn heel veel beschermde soorten flora en fauna in Nederland. Deze worden bepaald door Nederlandse wetgeving die vaak weer gestuurd wordt vanuit Europese richtlijnen, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Toch zijn er een aantal soorten en soortgroepen die we vaak tegenkomen in ons werk, zoals vleermuizen, gierzwaluw, huismus, alpenwatersalamander en (kleine) marters.

Vleermuizen

Vooral in de gebouwde omgeving hebben we veel te maken met vleermuizen. Alle 18 in Nederland aanwezige soorten zijn beschermd, en vele daarvan wonen in gebouwen. Bij renovatie of sloopwerkzaamheden kom je al gauw in aanraking met de spouwmuur, en ontkom je niet aan aanvullend onderzoek naar vleermuizen. Het is kostbaar onderzoek aangezien we hiervoor meerdere malen (5 tot 8 keer afhankelijk van de soort en van het onderzoeksgebied) veldwerk moeten verrichten, meestal met meerdere ecologen tegelijkertijd.

» Meer over vleermuisonderzoek

Gierzwaluw

De gierzwaluw is een beschermde vogelsoort die vrijwel zijn hele leven in de lucht doorbrengt. Echter voor het broeden is hij sterk afhankelijk van geschikte nestlocaties in gebouwen, zoals oude gevels en dakranden. Aanvullend onderzoek naar de gierzwaluw bestaat uit drie veldbezoeken in de periode van 15 mei tot en met 15 juli (minimaal één tussen 20 juni en 7 juli). Er wordt hierbij in de avond gelet op laagvliegende luidruchtige dieren die vluchten maken nabij de bebouwing en op invliegende gierzwaluwen die een nestplaats indiceren.

» Meer over gierzwaluwonderzoek

Huismus

Het gaat niet al te goed met de huismus in Nederland. Ook al is het één van de meest voorkomende soorten vogels, en bij velen wel bekend, de aantallen gaan gestaag maar zeker omlaag. De huismus komt voornamelijk voor in verband met mensen, maar niet in volledig stedelijk gebied; hij heeft hagen, water, zandbaden en onderdak nodig om te overleven. Doordat veel nieuwbouw hermetisch afgesloten wordt, kan de huismus op vele plekken geen geschikte nestplaatsen meer vinden. Aanvullend onderzoek naar de huismus bestaat uit twee veldbezoeken in de periode van 1 april tot en met 15 mei, óf drie bezoeken voor 20 juni (met minimaal één bezoek voor 15 mei). Hierbij wordt door de ecoloog gelet op nestindicatief gedrag (nestbouw, transport van voedsel, bedelende jongen), zingende mannetjes, baltsgedrag en aanwezigheid van een paartje bij een potentiële nestplaats. Daarnaast wordt ook de functionele leefomgeving zoals foerageergebied, slaapplekken en stofbaden in beeld gebracht.

» Meer over huismusonderzoek

Alpenwatersalamander

Een veelvoorkomend amfibie met een soortgelijk probleem als de huismus. Door ontwikkeling van gebieden wordt het steeds moeilijker voor de alpenwatersalamander, die zowel een voortplantingsplaats in het water, als een overwinterhabitat op het land, nodig heeft om te overleven. Het aanvullend onderzoek naar de alpenwatersalamander bestaat uit twee veldbezoeken in de periode half maart tot juli (één tussen half maart en half mei), waarbij de ecoloog met een schepnet in de poelen zal vissen om larven en volwassen exemplaren te vangen.

Kleine marterachtigen

Met de kleine marterachtigen bedoelen we de wezel, hermelijn, en bunzing. De steenmarter valt onder de grotere martersoorten, en heeft een eigen protocol. Kleine marters komen veel voor in velden en langs waters, maar worden zelden door mensen waargenomen. Voor kleine marters geldt dat in plaats van aanvullend onderzoek te doen, het ook mogelijk is om hiervoor meteen een mitigatieplan voor op te stellen. De ecologen van Tritium kunnen je adviseren wanneer dit wel of niet zinvol is, afhankelijk van de planning en het gebied. Als er aanvullend onderzoek gedaan moet worden, bestaat dit uit het plaatsen van diverse sporenbuizen, marterboxen en losse wildcamera’s gedurende minimaal zes weken in de periode van juni tot en met half november.

Het aanvullende onderzoek neemt dus nogal wat tijd in beslag, en door de seizoen gebondenheid is het belangrijk om hier op tijd mee te beginnen. Als uit het onderzoek blijkt dat er geen beschermde soorten in het plangebied voorkomen, kun je daarmee alsnog van start met je plannen zonder verdere ecologische handelingen. Komen er wél beschermde soorten voor, dan zal er in de meeste gevallen een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd, voor een flora of fauna activiteit. In dat geval zul je voor de te verloren gaande natuurwaarden moeten compenseren of mitigeren in je plannen.

Heeft u een ecologisch onderzoek nodig voor uw omgevingsvergunning? Bel ons via 088 440 2900 of neem online contact op. Wij helpen u snel verder. Wilt u direct inzicht in de kosten? Vraag dan vrijblijvend een offerte aan – u ontvangt spoedig een helder voorstel, afgestemd op uw situatie.

Download flyer ecologie

Contact

Willem van de Ven - ecoloog

Willem van de Ven

Coördinator Ecologie

Online offerte opvragen

Vraag nu aan!