Het RIVM heeft de risicogrenzen voor PFAS in bodem-, oppervlakte- en drinkwater opnieuw berekend. Hiervoor worden er twee soorten bodemnormen gehanteerd, namelijk de ‘maximale waarden’ en ‘interventiewaarden’. Bij de maximale waarde wordt er een bovengrens van concentraties PFAS in grond en bagger bepaald om deze nog te kunnen gebruiken/ toepassen. De interventiewaarden vormen een ‘startpunt van een beoordeling’ waarin bepaald wordt tot welke hoogte bodemverontreiniging aanvaardbaar is zonder onaanvaardbare gezondheidsrisico’s.
Maximale waarden en Interventiewaarden
De maximale waarden voor stoffen als PFOS, PFOA en PFAS is vastgelegd op 3,7 en 3 µg/kg. Bij bodemconcentraties onder deze waarde vindt er volgens deze risicogrens geen blootstelling (vanuit de bodem) plaats tot boven de gezondheiskundige grenswaarde.
Voor bodem en grondwater berekent het RIVM, risicogrenzen door te onderzoeken wat de hoeveelheid van een stof is die iemand binnenkrijgt door bijvoorbeeld het eten van groenten uit eigen tuin of wanneer kinderen spelen in grond. Deze nieuwe risicogrenzen voor de mens worden gebruikt om normen voor bodem en grondwater te valideren. Er worden ook andere waarden gebruikt waaronder risicogrenzen voor het ecosysteem en achtergrondwaarden. Bij het vaststellen van deze risicogrenzen kunnen ook nog andere principes van belang zijn.
Aanleiding
De aanleiding voor de nieuwe risicogrenzen voor PFAS in grond(water) is de publicatie van nieuwe gezondheidskunde grenswaarden (GGW) door de Europese autoriteit voor voedselveiligheid in 2020. Het RIVM heeft geadviseerd om de GGW van de Europese Voedselveiligheidsautoriteit voortaan te gebruiken voor de afleiding van risicogrenzen voor PFAS.